Dea Hludana

Geloftesteen
In 1888 kwam bij afgravingen in Beetgum een monumentale geloftesteen aan het licht: de Hludana-steen. De Latijnse inscriptie maakte duidelijk dat het voorwerp uit het begin van de jaartelling stamde. Er stond: ‘Aan de godin Hludana hebben de pachters van de visserij, toen Quintus Valerius Secundus de hoofdpachter was, hun gelofte betaald, vrijwillig en naar verdienste.’

Dea Hludana in het Fries Museum Leeuwarden

De Beetgum-Hludana inscriptie, opgedragen door een groep vissers, vergezelde oorspronkelijk een gravure van een zittende godin, waarvan nu alleen de bodem te zien is. Op etymologische gronden is de naam Hludana nauw verwant aan het Oudgrieks κλυδων en κλυδωνα (kludoon(a) ‘hoge golven, ruw en water’) het van het Oudgrieks afgeleide Euroclydon, wat een gewelddadige noordoostelijke wind betekent. De taalkundige Walther Kuhn suggereerde dat het zou kunnen zijn afgeleid van Poseidon’s echtgenote Kleito, zoals vermeld in Plato’s dialogen.

Hludana was een belangrijke godin, niet alleen van de Friezen maar ook van andere volkeren. Langs de Rijn zijn nog vier van zulke aan Hludana gewijde geloftestenen gevonden. Het gebruik van het oprichten van gelofte- of votiefstenen stamde uit de Romeinse beschaving. In de Romeinse tijd werd dit ook in ons land, zij het in aangepaste vorm, geïntroduceerd. Men wijdde de stenen niet aan Romeinse, maar aan inheemse goden.

Er is geen bewezen verband tussen Hludana en Holda. Jacob Grimm suggereerde in Deutsche Mythologie dat Hludana geïdentificeerd moest worden met de Noorse aardgodin Hlóðyn.


Dame van Hegebeintum